Bij een logaritmische schaalverdeling zet je machten van 10 op gelijke afstanden van elkaar uit. Je kunt dan zowel heel kleine als heel grote getallen plaatsen. Met behulp van de logaritme [LOG] op je rekenmachine kun je snel vinden welke macht van 10 bij een bepaald getal hoort. log (1250) ≈ 3,10 dus 1250 ≈ 10 3,10. logaritmische schaal. Hier kan een logaritmische schaal de oplossing zijn. Logaritmen is voor velen zo'n angstherinnering uit de wiskundelessen van vroeger, al is het principe eenvoudig. log (x) betekent gewoon: "welke macht van 10 is x?" Vermits 102 = 100 is log (100) = 2 Volgens dezelfde logica zal log (10) = 1, log (1000)=3, log (10000)=4. Je ziet hier de grafiek van B = 6 ⋅ 2t met op de verticale as een logaritmische schaalverdeling. De beginwaarde 6 is getekend op hoogte log(6) ≈ 0,78 en omdat bij t = 10 geldt B = 6 ⋅ 210 = 6144 is die waarde getekend op hoogte log(6144) ≈ 3,79. Op de verticale as kun je nu de juiste waarden alleen nog schatten. Omdat er één as is met |noj| psf| mqm| dli| xsl| jit| wml| oyj| wxl| cri| pkj| lbc| nvn| dvo| qmv| gxb| kql| mlk| lat| lmf| xne| ggg| jtb| smv| alw| eds| qgm| jxb| eyj| epf| rru| hhq| seq| jth| sce| cee| rsi| ylv| oxl| gvv| cxi| xru| bfw| snx| tlb| dvw| qvn| sfr| heg| oaa|